vrijdag 21 juni 2013

En het kind dan?

In de discussie over de keuzevrijheid/keuzerecht van de vrouw, die gelukkig steeds meer gevoerd wordt in Nederland, is een terugkerend thema ‘de rechten van het ongeboren kind’. Willeke heeft het in haar blog van 6 juni ‘keuzevrijheid van de bevalling in gevaar’ al genoemd, hier ga ik er graag verder op in. Niet specifiek op de (juridische) rechten van het kind, maar op de aannames die in zo’n uitspraak doorklinken.

Wat mij opvalt is dat het vooral mannen en met name mannelijke gynaecologen zijn die zich hier boos over maken (en nee, niet alle mannen en ook niet alle /alleen mannelijke gynaecologen). Ik chargeer misschien iets, maar gelukkig is een blog daarvoor…

Uit wat ik in het afgelopen jaar zoal gehoord heb, destilleer ik de volgende overtuigingen:
  1. De vrouw is egoïstisch als zij besluit (bijvoorbeeld) thuis te bevallen in plaats van de geadviseerde ziekenhuisbevalling. Daarbij wordt denigrerend gesteld dat deze zwangere ‘kaarslicht’ belangrijker vindt dan de gezondheid van haar baby.
  2. De vrouw kan de gevolgen van haar keuze niet overzien. ‘Wat als de baby overlijdt, dan zal de moeder spijt hebben van haar keuze’, is een vaak gehoord argument. Er wordt gesteld dat de vrouw geen goede (= rationele) afweging kan maken en dat zij denkt ‘het overkomt mij niet’.
  3. De vrouw mist de expertise om te weten of zij (bijvoorbeeld) een kindje in stuitligging kan baren, daar is de expertise van de dokter voor nodig (die heeft daar ervaring mee, de vrouw niet).
  4. De ‘arme baby’ kan zich niet verweren (tegen de ouders?), er is niemand die het voor de baby opneemt. Ervan uitgaande dat een overgrote meerderheid van de zwangeren wilsbekwaam is - dat wil zeggen niet psychotisch, zwakbegaafd of ernstig verslaafd - lijkt mij dit een bijzonder paternalistische manier van het benaderen van het ‘probleem’ - als het al een probleem is.
Ik stel hier het volgende ter overdenking tegenover, met in ons achterhoofd de wilsbekwame vrouw:

1. De egoïstische vrouw: de vrouw die welbewust en goed geïnformeerd keuzes maakt ten aanzien van haar bevalling, doet dat juist ook voor haar kind; het welzijn van het kind staat haar juist voor ogen. Zij weet dat wat goed voor haar is, dat wil zeggen: hóe zij bevalt, ook goed is voor haar kind. Wie dit niet (wil) gelooft, heeft wel een heel cynisch beeld van de vrouw/aanstaande moeder.

Ik wil hier graag Elselijn Kingma (professor in de filosofie en ethiek) citeren[1]:
Van bijna niemand in onze maatschappij wordt verwacht medische behandelingen te ondergaan voor het nut van een ander, en als mensen dat wel doen wordt het gezien als liefdadigheid en zelfopoffering. Het feit dat aanstaande moeders bijna zonder uitzondering tot zelfopoffering bereid zijn maakt hun acties niet minder liefdadig. Wij kunnen deze acties dus niet van hen eisen, zelfs niet uit naam van hun kinderen: de beslissing van een wilsbekwame aanstaande moeder over ingrijpen in haar bevalling moet daarom altijd gerespecteerd worden.
2. Het overzien van de gevolgen van je keuze: vrouwen die weloverwogen een keuze maken, op basis van volledige informatie, maken hun eigen risico-afweging. Daarin wordt meegenomen: hoe (on)veilig is het ziekenhuis in mijn specifieke situatie?

De dokter denkt in getallen (cijfers zijn 'evidence based', dat wil zeggen: gebaseerd op grote aantallen, vaak in 'randomized controlled trials') – die getallen zeggen niets over individuele casussen.

De vrouw denkt per definitie vanuit haar eigen unieke situatie. Zij is zich er ook van bewust, dat er nooit een garantie op leven of gezondheid is, en neemt dit mee in haar overwegingen. Dit lijkt een moeilijk te verteren iets te zijn voor zorgverleners. Misschien omdat zij er zo op gericht zijn om de dood te voorkomen?

Er lijkt ook in door te schemeren dat een vrouw geen goed oordeel kan vormen omdat zijn niet ‘rationeel’ kiest – zij is ‘hormonaal’ en ‘emotioneel’. Dit wekt zoveel wrevel in mij op, dat is voor een andere blogpost…

Daarbij: wie draagt de grootste gevolgen van de dood van een baby? Dat zijn toch de ouders zelf? Niet de zorgverlener?

3. Expertise. De vrouw is expert over haar eigen lichaam. Zij weet in hoeverre zij in staat is om te voelen wat zij al dan niet aankan, en daarop haar keuze te baseren. Het lijkt voor veel zorgverleners een brug te ver om deze expertise te erkennen en te vertrouwen. Als je de intieme, accurate kennis van een vrouw over haar eigen lichaam afzet tegenover de veelal technologische, uitwendige controlemiddelen van de zorgverlener, waarop zouden we ons dan het beste kunnen verlaten?

4. De arme baby. Dit vind ikzelf het meest moeilijk te verteren. Welk beeld heeft de zorgverlener van de moeder, als deze werkelijk denkt dat een baby tegen z’n (wilsbekwame) moeder beschermd moet worden? En welk beeld heeft hij van zichzelf? Superman/Mega Mindy, die de baby redt van zijn gevaarlijke omgeving? En dan? Waar gaat de baby dan naartoe? Gaat ‘vadertje staat’ voor haar zorgen? Die baby moet toch nog steeds bij deze ouders opgroeien? Is het dan niet veel verstandiger om geen artificiële tegenstellingen te creëren tussen degenen die van elkaar afhankelijk zijn voor verzorging en liefde?

Ik denk dat als we ons bewust worden van onze (onbewuste) aannames we een stuk verder in de discussie zullen komen. Deze aannames zijn deels cultureel bepaald. We komen vanuit een paternalistisch verleden waaruit nog maar 100 jaar geleden een vrouw het stemrecht kreeg, en nog niet eens 60 jaar geleden dat een getrouwde vrouw haar handelingsbekwaamheid verloor als zij trouwde… We komen van ver, en we hebben nog een eind te gaan. Maar ik zie een hoopvolle toekomst, waarin de vrouw als krachtige, autonome en vrije vrouw in gelijkwaardigheid naast de man haar plek in de samenleving inneemt. Dit zal alle baby’s, kinderen en de hele samenleving ten goede komen.

Ik roep elke zorgverlener op om de vrouw vanuit gelijkwaardigheid en respect aan te spreken, juist als zij met keuzes komt die als extreem overkomen. Alleen op die manier kunnen wij onze toekomst vormgeven.

[1] Uit: ‘Wie beslist over de plaats van bevalling’, in Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 2012, nr 8

woensdag 12 juni 2013

Het verschil tussen een doula en een kraamverzorgende

Mijn bijdrage aan ons leuke doula-blog is deze keer een heel praktisch schrijfsel. Regelmatig kom ik vragen of opmerkingen tegen van kraamverzorgenden die zich afvragen of wij niet “in elkaars vaarwater zitten”.  Ik denk dat dat zeker niet zo is, vandaar dit stuk over “het verschil”.

Sinds 2006 bestaat in Nederland het beroep “doula”. Vanaf dat moment werd er vaak een vergelijking gemaakt met het werk van de kraamverzorgende. De kraamverzorgende helpt de verloskundige tijdens het laatste stuk van de bevalling. Zij verleent partusassistentie en daarna verzorgt zij de moeder en de baby in de kraamperiode. Een doula komt al tijdens de zwangerschap in beeld. Door de voorbereiding en de gesprekken die de aanstaande ouders tijdens de zwangerschap met de doula hebben, wordt een vertrouwensband opgebouwd. De zwangere gaat met zoveel meer vertrouwen in haar eigen kunnen de bevalling tegemoet, wat een grote waarde heeft.

Het blijkt steeds vaker dat er een diepe behoefte bestaat bij de barende vrouw om gebruik te kunnen maken van professionele continue ondersteuning, met alle positieve gevolgen die daarbij horen. Aan die behoefte geeft de doula gehoor. De laatste tijd gaan er steeds meer geluiden op dat kraamverzorgenden eerder in de ontsluitingsfase opgeroepen kunnen worden en dat zij extra getraind zijn om aanvullende taken te verrichten (al is er tot nu toe geen vaste afspraak dat een zwangere een beroep kan doen op deze extra ondersteuning). De rol van de doula is echter heel verschillend van die van de kraamverzorgende. 

De doula heeft uitgebreid gesproken met de ouders over de verwachtingen ten aanzien van de bevalling, hun wensen, ideeën, angsten en onzekerheden, zodat ze goed weet waar ze op moet letten tijdens de bevalling. De rol van de voorbereiding van de doula en het ontstaan van vertrouwen over en weer is zo belangrijk. Daarnaast is een doula goed opgeleid in het positief bevorderen van een natuurlijke bevalling. Ook na de kraamperiode blijft de doula vaak nog in contact met de ouders. 

Een kraamverzorgende komt als vreemde de bevalsituatie binnen en schat vanuit haar ervaring de situatie op dat moment in. Als een bevalling zich van thuis naar het ziekenhuis verplaatst, om wat voor reden dan ook, gaat over het algemeen de kraamverzorgster niet mee omdat het ziekenhuis de eigen kraamverpleegkundigen heeft. Als doula ga je altijd met de ouders mee, thuis, in het ziekenhuis en bij de eventuele overdracht aan de gynaecoloog. Ik vind het ook van grote waarde dat ik als doula de zwangere vrouw ken, weet hoe zij reageert en hoe zij is als zij niet aan het baren is. Ook de partner is voor mij zeker geen vreemde en ik weet hoe de ouders onderling op elkaar reageren.

Nog een punt van verschil: een doula zit niet vast aan een maximaal aantal te werken uren. Zij bepaalt haar eigen werktijd en geeft de garantie dat zij ook bij een langdurige bevalling constant aanwezig blijft. Zij is de persoon die de vrouw en haar partner zelf hebben uitgekozen, waarmee ze vertrouwd zijn geraakt en die hen op geen enkel moment in de steek zal laten. Juist deze continuïteit van aanwezigheid en aandacht geeft een veiliger gevoel tijdens de bevalling waardoor er o.a. minder complicaties optreden en minder vraag naar pijnstilling is.

Tijdens de persfase, als er volledige ontsluiting is, zal de kraamverzorgende de verloskundige assisteren. Ze zal al haar verzoeken inwilligen, haar dingen aangeven, spullen pakken voor haar, dingen klaarzetten en heen en weer lopen om hand- en span diensten te verrichten. De kraamverzorgende is goed ingespeeld op wat de verloskundige nodig heeft.  Zij kan daarbij niet haar constante aandacht aan de barende vrouw geven. Een doula blijft echter altijd aanwezig met aandacht en ondersteuning bij de vrouw en haar partner. Zij is goed ingespeeld op de beide ouders. Een doula is niet als eerste verantwoordelijk voor de hulp aan de verloskundige. Ondanks dat het lijkt alsof deze twee taken logisch in elkaar overlopen is er toch een groot verschil en een bepaalde tegenstrijdigheid. Toen ik zelf als doula bij een bevalling aanwezig was waarbij de kraamverzorgster er nog niet was tijdens de geboorte van de baby, voelde ik hoe ik in een spagaat terecht kwam. Natuurlijk help je de verloskundige dan, maar je focus is echt de moeder en haar partner en dat gaat op zo'n moment niet. Het voelt zowel voor de doula als voor de barende vrouw als een doorbreking van de doulataken. De kraamverzorgster werd dus echt door mij gemist! 

Zijn we niet allemaal bij elkaar om de geboorte een zo goed mogelijke ervaring te laten zijn voor de moeder en haar partner? Te helpen bij een goede, bekrachtigende geboorte ervaring, zodat zij ook als moeder op haar eigen kracht vertrouwt? Wij zorgen allemaal voor die oeroude en o zo belangrijke “circle of support” tijdens het moment van de geboorte van zowel een kind als een moeder. En daar heeft “iemands vaarwater” verder weinig mee te maken.  

“Birth is not only about making babies. Birth is about making mothers – strong, competent, capable mothers who trust themselves and know their inner strength.”  (Quote Barbara Katz Rothman)

Lieve groet, Marlies Phielix

donderdag 6 juni 2013

Keuzevrijheid bij de bevalling in gevaar!

Misschien heb je het artikel in de krant gelezen: de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft drie verloskundigen voor de tuchtrechter gedaagd. Zij zouden onverantwoorde zorg hebben verleend aan barende vrouwen en buiten hun boekje zijn gegaan in hun verantwoordelijkheden. De uitspraak in deze zaak is van groot belang, want de keuzevrijheid van vrouwen over hoe & waar zij willen bevallen is ook in ons land in gevaar!

Wat is er gebeurd?
De drie verloskundigen hebben een stuitbevalling en twee keer een tweeling-geboorte bij mensen thuis begeleid. Volgens de richtlijnen kunnen deze bevallingen het beste in het ziekenhuis plaatsvinden, onder verantwoordelijkheid van de gynaecoloog, vanwege de verhoogde kans op complicaties. De aanstaande ouders die dit betrof waren door de verloskundigen goed geïnformeerd over mogelijke risico’s en hadden zélf de keus gemaakt om niet in het ziekenhuis te bevallen, maar thuis. De verloskundigen vonden het hun plicht om ook deze ouders hulp te bieden en hen niet in de steek te laten bij hun keus.

Het recht van de vrouw?
Mag je bevallen waar je wilt of moet je je conformeren aan de richtlijnen die zijn opgesteld tussen de beroepsgroepen (verloskundigen en gynaecologen) onderling? Het antwoord is klip en klaar: het is een mensenrecht van de vrouw om te beslissen hoe, waar en met wie zij bevalt. Waar gaan we naartoe wanneer een niet opgevolgde richtlijn leidt tot een zaak bij de tuchtrechter? Een richtlijn is immers geen wet. Een richtlijn is niets meer of minder dan een aanwijzing over het gedrag dat het beste gevolgd kan worden. Inherent hieraan is dat je een dergelijk aanwijzing ook naast je neer mag leggen. Het verheffen van een richtlijn tot wet is in strijd met het recht en zal een ontwikkeling in gang zetten die veel verder gaat dan je nu misschien kunt vermoeden. Er zijn namelijk heel veel richtlijnen in omloop en wanneer die ‘wet’ worden, zullen tijdens de zwangerschap en bevalling veel vrouwen gedwongen worden een voorgestelde behandeling te ondergaan waar zij nú nog een keuze hebben.

Waar ligt de grens?
De keuzevrijheid voor vrouwen is bij een bevalling met een medische indicatie nu al bijzonder beperkt. Onder de noemer ‘richtlijn’ en ‘ziekenhuisprotocol’ schikken veel vrouwen zich in voorgestelde behandelingen en interventies waarin zij feitelijk een keuze hebben. Die keus wordt alleen niet als zodanig benoemd. Neem als voorbeeld de oxytocine-injectie die in ziekenhuizen vrijwel standaard wordt gegeven aan een vrouw direct na de bevalling. Op die manier wordt de geboorte van de placenta gestimuleerd, zonder dat daar altijd een medische reden voor is. De vrouw wordt niet om toestemming gevraagd, terwijl zij die feitelijk wél dient te geven. Er wordt immers iets geïnjecteerd in haar lichaam.

Nogmaals: waar ligt de grens?
Op dit moment vindt een groot percentage bevallingen van eerste kindjes plaats in het ziekenhuis, met een medische indicatie. Met de regelmaat van de klok gaan er stemmen op om als richtlijn te gaan aannemen dat deze bevallingen onder gynaecologische verantwoordelijkheid plaatsvinden. Let wel; dit is nog niet aan de hand, maar op het moment dat dit wel de richtlijn wordt, dan houdt dat dus feitelijk in dat je in het ziekenhuis moet bevallen van je eerste kind. De richtlijn is immers 'eigenlijk' een wet. En de verloskundige die het dan toch nog in haar hoofd haalt om een eerste bevalling thuis te begeleiden wordt voor de tuchtraad gedaagd zoals de drie verloskundigen nu. Met dat in het achterhoofd durf ik met zeker te stellen dat onze keuzevrijheid in gevaar is!

En het recht van het ongeboren kind?
Ouders kunnen wel graag willen bevallen wáár, met wie en op wat voor manier zij willen, maar wat als daarmee het risico voor letsel aan hun ongeboren kindje toeneemt? Het ongeboren kind heeft toch recht op een zo goed mogelijke start? In ieders ogen zal het antwoord op deze vraag 'JA' zijn. Maar je kunt je daarbij afvragen wat in het belang van het kind is. Wie verwoordt nu eigenlijk de stem van het kind in dit stadium? Ik betwijfel in hoge mate of de beste start voor een kind een zwaar gemedicaliseerde ziekenhuisbevalling is, waarbij tijdsdruk en protocollen een grote rol spelen en het respect voor de wensen van de barende veel minder van belang is.

Als we in de huidige situatie geen tegengas geven, maar meegaan in de richtlijnen zoals die er nu liggen, wie beslist er dan eigenlijk over de rechten het ongeboren kind? Niet de ouders, maar degenen die de richtlijnen hebben opgesteld. Zíj eigenen zich de stem van het ongeboren kind toe en lopen daarbij genadeloos heen over hen die bij dit alles centraal horen te staan: de ouders zelf.

Willeke Klerks,
doula & cursusleidster Samen Bevallen
Haarlem

NOTE: In Hongarije is verloskundige Ágnes Geréb gestraft en uit haar beroep gezet vanwege het begeleiden van thuisbevallingen. In Hongarije is in het ziekenhuis bevallen de richtlijn.

Kijk voor meer informatie over dit onderwerp ook eens op www.geboortebeweging.nl

dinsdag 4 juni 2013

De geboorte van een tweeling

Als een doula al onmisbaar is wanneer je 'heel gewoon' één kindje krijgt, dan is zij dat zeker bij de geboorte van een tweeling. Juist dan moeten alle zeilen bijgezet worden om de bevalling zo min mogelijk te medicaliseren en om ouders de kans te geven hun kindjes geboren te laten worden zoals zij dat graag willen. Hieronder het verhaal van de geboorte van Lotte en Sterre.

Anne en Pieter hebben al twee kinderen wanneer Anne voor de derde keer zwanger wordt. Hun oudste zoon is na een moeizame bevalling in het ziekenhuis geboren, de tweede zoon heel rustig thuis, zoals zij graag wilden. Dat hadden ze ook in hun hoofd voor de geboorte van hun derde kindje, maar het feit dat het een tweeling bleek te zijn, veranderde de zaak. Een tweeling-bevalling is altijd ziekenhuiswerk en de controle door de gynaecoloog is zelfs nóg intensiever dan in menige andere gecompliceerde situatie. En daarvan baalden Anne en Pieter stevig! Ze wilden het liefst helemáál geen gynaecologische bemoeienis, geen CTG-band om de buik, geen infuus, kortom: niets dat meestal standaard is bij de geboorte van een tweeling. Wat ze wél wilden was zo natuurlijk mogelijk bevallen, in hun eigen tempo én zittend op de baarkruk.
Stevige punten dus voor het geboorteplan! Ik beloof me sterk maken voor hun wensen en hoop daarbij ook op de welwillendheid van het medisch personeel. Dat is in deze situatie zeker van belang.

Niet lang daarna kondigt Anne's bevalling zich aan en haast ik me naar het ziekenhuis. Wanneer ik aankom, tref ik meteen de dienstdoende gynaecologe. Terwijl we samen naar de verloskamer lopen waar Anne en Pieter zich net hebben geïnstalleerd, geef ik haar een exemplaar van het geboorteplan. Ik zeg haar dat Anne's wensen hier en daar vragen om buiten de paden van de ziekenhuisprotocollen te treden, maar dat ik hoop dat ze er zoveel mogelijk in mee wil gaan. Deze binnenkomer slaat aan, want er wordt serieus notitie genomen van het geboorteplan.

In de verloskamer blijkt Anne al stevige weeën te hebben. Dit gaat niet lang duren, zie ik. Ik vraag de aanwezige arts-assistent direct of de baarkruk erbij mag komen en als hij voorzichtig mompelt dat dat niet gebruikelijk is bij een tweeling-geboorte, krijg ik er krachtige steun van Pieter bij. Hij eist dat de baarkruk nú gehaald wordt. Kijk, met zo'n vader erbij gaan we het zeker redden. Vervolgens zegt de assistent alvast een infuus aan te willen brengen voor je-weet-maar-nooit, maar ook dat wijzen Pieter en ik eensgezind af. Is er een medische noodzaak om dat nu te doen? Nee? Dan willen we dat niet.

Een half uurtje later mag Anne gaan persen, op de baarkruk. Al na tien minuten wordt Baby 1 geboren, een prachtig meisje. Anne wil even op bed bijkomen van de inspanningen en wachten op wat er verder gaat gebeuren. Baby 2 blijkt de tijd te willen nemen. Na een half uur zonder persweeën begint de gynaecologe wat zenuwachtig te worden en stelt ze voor toch een infuus te gaan inbrengen om de weeën krachtiger te maken. Weer vragen Pieter en ik naar de medische noodzaak. Is moeder nog okay? Ja! Gaat het met de baby goed? Ja! Geen reden dus om in te grijpen en we wachten gewoon af... Opeens voelt Anne het tweede kindje zakken in haar buik. "Nu!" roept ze en we helpen haar weer op de baarkruk. Drie persweeën later is ook Baby 2 gearriveerd. Nóg een mooi poppetje.

Wanneer Anne later aan het bijkomen is met de twee meisjes op haar borst en Pieter stralend naast haar, is ze supergelukkig. Ondanks dat ze in het ziekenhuis moest bevallen, is het gegaan zoals ze gewenst hadden. Het was een 'gewone' bevalling geweest, maar dan wel van een tweeling.

En natuurlijk was ik hier ook erg blij om. Het is niet de eenvoudigste taak voor een doula om de wensen die deze mensen hadden in deze situatie voor elkaar te krijgen. Maar met hulp van Pieter én de welwillendheid van de fijne gynaecologe was het helemaal in orde gekomen.

Willeke Klerks